Een goed stalmanagement is de sleutel tot de controle van rhinopneumonie. In normale omstandigheden zullen volgende maatregelen helpen om het verspreiden van virus tegen te gaan:
Vaccinatie speelt natuurlijk eveneens een essentiële rol. Door uw paarden regelmatig te vaccineren behouden ze een vrij goede weerstand tegen het virus. Zo zijn ze zelf beter beschermd tegen de ziekte, maar zullen ze ook minder virus uitscheiden naar andere paarden en de verspreiding van virus verminderen. Vaccinatie kan echter geen 100% bescherming geven en moet daarom gecombineerd worden met een goed management om een hoge infectiedruk te vermijden. Het vaccineren van de hele stal zorgt voor groepsimmuniteit met als gevolg een betere controle van het equine herpesvirus.
Er zijn op dit moment geen wettelijke verplichtingen voor vaccinatie tegen het equine herpesvirus. Maar vanwege de aard van deze ziekte, kunnen stallen of wedstrijdorganisaties aandringen om paarden te vaccineren. Vaccinatie is zo bijvoorbeeld wel verplicht bij deelname aan de aanlegtesten van het KWPN. Algemeen is het sterk aangeraden paarden regelmatig te vaccineren om het aantal en de uitgebreidheid van uitbraken te verminderen.
Paarden kunnen gevaccineerd worden wanneer er in de buurt een uitbraak is. Vaccinatie verhoogt de weerstand tegen rhino en vermindert de virusuitscheiding. Zo zal de verspreiding van virus onderdrukt worden. Aangezien er gewerkt wordt met dode vaccins is het onmogelijk dat een paard rhinopneumonie ontwikkelt door de vaccinatie. Het vaccineren van zieke paarden heeft geen zin.
Onderzoek naar de doeltreffendheid van vaccinatie in de bestrijding van zenuwstoornissen wordt bemoeilijkt door het feit dat niet iedere besmetting met EHV-1 leidt tot deze symptomen. Het is wel zo dat grote uitbraken van zenuwstoornissen wereldwijd gecorreleerd zijn met de afwezigheid van antistoffen. Epidemiologische onderzoeken tonen aan dat er duidelijk minder klinische problemen zijn in die bedrijven met een vaccinatiebeleid.
een interview met Sofie De keersmaecker door Bit Magazine.
Contacteren van uw dierenarts en snelle diagnose
Preventie van verdere virusverspreiding:
• Reinigen en desinfecteren van de omgeving, stal, materialen
• Hygiënemaatregelen
• Isoleren van besmette paarden
Managen van de zieke paarden: ondersteunende behandeling. Er bestaat geen specifieke behandeling voor rhino.
Sluiten van de stal (geen transport van paarden in en uit de stal) tot ongeveer 4 weken na het laatste zieke paard. Ook niet-zieke paarden kunnen namelijk virus uitscheiden!
Vaccinatie van paarden met een verhoogd besmettingsrisico. In eerder gevaccineerde paarden kan een boostervaccin leiden tot een snelle immuunrespons en bijdragen tot een verminderde verspreiding van virus
Meer informatie over EHV en de controle van een uitbraak:
Download hier de code of practice van de HBLB